Перевод: с английского на все языки

со всех языков на английский

Со всех языков на:
Английский
С английского на:
Нидерландский

van bloem

Толкование Перевод

1 stem

n. stam (v. boom/woord); hoofdstengel, steel (v. glas, pijp); voorsteven
--------
v. eruit voorkomen; versperren, blokkeren; terugstoten, afslaan

stem¹

[ stem] 〈 zelfstandig naamwoord〉

1 stam 〈van boom/woord〉 ⇒ basisvorm

2 (hoofd)stengel 〈 van bloem〉 ⇒ steel(tje)

3 stamvormig deel ⇒ steel 〈 van glas, pijp〉

4 voorsteven ⇒ boeg

♦voorbeelden:

4   from stem to stern • van de voor- tot de achtersteven; 〈 figuurlijk〉 van top tot teen

————————

stem²

〈werkwoord; stemmed〉

1 doen stoppen ⇒ stelpen

2 het hoofd bieden aan ⇒ weerstand bieden aan

♦voorbeelden:

1   stem blood • bloed stelpen

2   stem the tide (of public opinion) • tegen het getijde (van de publieke opinie) ingaan

English-Dutch dictionary > stem
2 terminal

adj. finaal; ongeneeslijk; hopeloos
--------
n. station, terminaal, verbindingspunt

terminal¹

[ tə:minl] 〈 zelfstandig naamwoord〉

1 〈 techniek, technologie〉(contact/(aan)sluit/pool)klem

2 eindpunt 〈 van buslijn, spoorweglijn, luchtvaartlijn enz.〉 ⇒ eindhalte/station

3 〈 computer〉 (computer)terminal

————————

terminal²

〈 bijvoeglijk naamwoord〉

1 eind- ⇒ slot-, laatste

2 〈 medicijnen, geneeskunde〉 terminaal ⇒ ongeneeslijk

3 van/met betrekking tot (onderwijs)periode/termijn ⇒ termijn-, trimester-, kwartaal-, semester-

4 〈 plantkunde〉 eindstandig 〈van bloem/bloeiwijze bijvoorbeeld〉

♦voorbeelden:

1   terminal station • eind/kopstation

2   the terminal ward • de afdeling (van) terminale patiënten

3   terminal examinations • trimester/semesterexamens

English-Dutch dictionary > terminal
3 sand-lily

saffraan, soort narcis (naam van wilde plant afkomstig van narcissen, naam van bloem)

English-Dutch dictionary > sand-lily
4 sepal

n. kelkblad (van bloem)

sepal

[ sepl] 〈 plantkunde〉

1 kelkblad

English-Dutch dictionary > sepal
5 flower

n. bloem; bloei; rijkdom; bloemrijke taal
--------
v. bloeien; uitkomen (van bloemen, van knoppen); rijpen; bedekken met bloemen; versieren met een bloemstuk

flower¹

[ flauə]

I 〈 telbaar zelfstandig naamwoord〉

1 bloem ⇒ bloesem

♦voorbeelden:

¶ flowers of speech • stijlfiguren

     flowers of sulphur • zwavelbloem

II 〈niet-telbaar zelfstandig naamwoord; the〉

1 bloem ⇒ keur

2 bloei ⇒ 〈 figuurlijk〉 fleur

♦voorbeelden:

1   the flower of the nation • de bloem der natie

2   he is in the flower of his age • hij is in de bloei van zijn leven

     the tulips are in flower • de tulpen staan in bloei

————————

flower²

〈 werkwoord〉

1 bloeien ⇒ tot bloei (ge)komen (zijn)

English-Dutch dictionary > flower
6 bloom

n. bloem; bloei; gloed; poeder
--------
v. ontbloeien; glinsteren

bloom¹

[ bloe:m] 〈 zelfstandig naamwoord〉

1 bloem 〈 vooral van planten die voor de bloem gekweekt worden〉 ⇒ bloesem

2 bloei(tijd) ⇒ kracht, hoogste ontwikkeling

3 waas ⇒ dauw

4 blos ⇒ gloed, ongereptheid

♦voorbeelden:

2   my tulips are in (full) bloom • mijn tulpen staan in (volle) bloei

     in the bloom of one's youth • in de kracht van zijn jeugd

4   a girl with a bloom • een meisje met een blos

————————

bloom²

〈 werkwoord〉

1 bloeien ⇒ in bloei zijn/staan

2 in volle bloei komen 〈 ook figuurlijk〉 ⇒ tot volle ontplooiing komen

3 floreren ⇒ gedijen, tieren

4 blaken ⇒ blozen, stralen 〈 voornamelijk van vrouw〉

5 zich ontwikkelen ⇒ (op)bloeien, uitgroeien

♦voorbeelden:

2   try to make the desert bloom • proberen de woestijn vruchtbaar te maken

4   she bloomed with health • zij blaakte van gezondheid

5   their friendship bloomed • hun vriendschap bloeide op

English-Dutch dictionary > bloom
7 calyx

n. calix (bloem)kelk, beschermende kelkbladeren van een bloemknop (Botanie); kelkvormig gedeelte van de nieren (Geneeskunde)

calyx

[ kæliks,kee-] 〈meervoud: ook calyces [-lissie:z]〉

1 (bloem)kelk

English-Dutch dictionary > calyx
8 of

prep. van; in; op

of

[ ə(v), 〈 sterk〉 ov]

1 〈afstand in plaats of tijd; ook figuurlijk〉 van ⇒ van … vandaan

2 〈 herkomst, reden〉 (afkomstig) van ⇒ uit, (veroorzaakt/gemaakt) door

3 〈 samenstelling, inhoud, hoeveelheid〉 bestaande uit ⇒ van

4 betreffende ⇒ over, van, met betrekking tot

5 〈 identificerend kenmerk, zoals hoedanigheid, plaats, tijd, ouderdom enz.〉 van ⇒ te, bij, met

6 〈bezit; ook figuurlijk〉 van ⇒ behorend tot

7 〈 voorwerpsgenitief〉 van ⇒ tot, naar, voor

8 〈 partitieve genitief〉 van ⇒ onder, der

9 〈relatie individu-klasse; onvertaald〉

10 〈 identiteit〉 van

11 〈 tijd〉op ⇒ des

12 〈tijd; Amerikaans-Engels〉 voor

♦voorbeelden:

1   south of the city • ten zuiden van de stad

     rob someone of his happiness • iemand van zijn geluk beroven

     upwards of an hour • meer dan een uur

     go wide of the mark • ver naast het doel schieten

     within a month of their wedding • minder dan een maand voor/na hun huwelijk

     it fell within four inches of her • het viel geen tien centimeter van haar vandaan

2   of my own choice • zelf gekozen

     produce of France • Frans product

     that's too much to ask of Jane • dat is te veel van Jane gevraagd

     of necessity • uit noodzaak

     die of shame • doodgaan van schaamte

     it tastes of sugar • het smaakt naar suiker

     a dress of her own making • een zelfgemaakte jurk

     of itself • vanzelf, uit zichzelf

     that's sweet of you • dat is lief van je

3   a plate of beans • een bord bonen

     a distance of 50 km • een afstand van 50 km

     a gown of silk • een zijden gewaad

     they had a hard time of it • ze hebben het hard te verduren gehad

4   five years of age • vijf jaar oud

     the truth of the story • de waarheid over dit verhaal

     quick of understanding • snel van begrip

5   men of courage • mannen met moed

     a girl of infinite good humour • een meisje dat altijd goedgehumeurd is

     a child of six • een kind van zes jaar

     the battle of Waterloo • de slag bij Waterloo

     be of importance/value • van belang/waarde zijn, belang/waarde hebben

6   a book of May's • een boek van May, een van Mays boeken

     look at that sweater of hers! • kijk eens naar die trui van d'r!

7   fear of the dark • angst voor het donker

     love of nature • liefde voor de natuur

     in pursuit of success • op zoek naar succes

8   a pound of flour • een pond bloem

     none of his friends • geen van zijn vrienden

     of all the impudence! • wat een brutaliteit!

     twenty years of marriage • twintig jaar huwelijk

     you of all people! • uitgerekend/juist jij!

     five of us • vijf mensen van/uit onze groep

9   the name of Jones • de naam Jones

     the Isle of Man • het eiland Man

     the month of May • de maand mei

10 an angel of a husband • een engel van een man

11 they like to go out of an evening • ze gaan graag eens een avondje uit

12 a quarter of the hour • een kwartier vóór het uur

English-Dutch dictionary > of
9 in

adj. binnen; binnengekomen (post); hoort erbij; modern
--------
adv. in; erin; binnen; in huis; onder druk staand; modern, "in" (in spreektaal); in periode van (van fruit etc.)
--------
n. betrokken bij de leidende partij; iemand met machtpositie; invloed
--------
prep. in; binnen; erin

in¹

〈 zelfstandig naamwoord〉

→ ins ins/

————————

in²

〈 bijvoeglijk naamwoord〉

1 intern ⇒ inwonend, binnen-

2 〈 informeel〉 populair ⇒ modieus, in

3 exclusief ⇒ afgestemd op een kleine groep/elite

4 voor/met ingekomen post

♦voorbeelden:

3   in-crowd • kliekje, wereldje

4   in box/tray • brievenbak met/voor ingekomen post

————————

in³

[ in] 〈 bijwoord〉

1 〈 beweging of richting〉 binnen ⇒ naar binnen, erheen, erin, in-

2 〈 plaats of ligging〉 binnen ⇒ in

3 〈 het referentiepunt is een persoon of groep〉 geaccepteerd ⇒ erbij, opgenomen; 〈 van dingen ook〉 in (de mode)

4 in gebruik ⇒ in werking

♦voorbeelden:

1   built in • ingebouwd

     come in! • (kom) binnen!

     fit something in • iets (er)in passen

     I flew in today • ik ben vandaag met het vliegtuig aangekomen

     mix the flour in • meng de bloem erbij

     the police moved in • de politie kwam tussenbeide

     the stairs were put in • de trap werd geïnstalleerd

     snowed in • ingesneeuwd

2   have friends in • vrienden (thuis) ontvangen

     in between • er tussen(in)

     in between • tussen

4   pears are in • het is perentijd

¶ from there on in • van dan af

     know somebody in and out • iemand door en door kennen

→ all all/, be in be in/, come in come in/ etc.

————————

in⁴

〈 voorzetsel〉

1 〈plaats of ligging; ook figuurlijk〉in

2 〈richting; ook figuurlijk〉in ⇒ naar, ter

3 〈met abstract naamwoord dat handeling of toestand uitdrukt; voornamelijk idiomatisch te vertalen〉- ende ⇒ in, be-, ver-, ge-

4 〈 tijd〉in ⇒ binnen

5 〈 activiteit, beroep〉 wat betreft ⇒ in, op het gebied van

6 〈 medium〉in

7 〈 verhouding, maat, graad〉in ⇒ op, uit

8 〈 in de vorm van〉 als

9 in zover dat ⇒ in, met betrekking tot, doordat, omdat

♦voorbeelden:

1   in the army • in het leger

     wounded in the leg • aan het been gewond

     in my opinion • naar mijn mening

     play in the street • op straat spelen

     be in one's twenties • in de twintig zijn

     there is something in his story • er zit iets in zijn verhaal

2   in aid of • ten voordele van

     in payment of • ter betaling van

3   in bloom • in bloei, bloeiende

     he was in charge (of) • hij was verantwoordelijk (voor)

     in honour of • ter ere van

     be in love • verliefd zijn

     be in luck • geluk hebben

     be in pain • pijn lijden

     in ruins • vervallen

     in search of • op zoek naar

4   in a few minutes • over enkele minuten

     I have not been out in months • ik ben in geen maanden uit geweest

     in the morning • 's ochtends

     early in spring • vroeg in het voorjaar

     in all those years • gedurende al die jaren

     it melts in heating • het smelt als het verwarmd wordt

5   deal in cereals • handelen in granen

     the latest thing in computers • het laatste snufje op het gebied van computers

     something in evening dress • iets in de richting van avondkledij

     2 feet in length • twee voet hoog

     he is in oil • hij zit in de olie-industrie

     equals in strength • gelijken wat kracht betreft

     rich in vitamins • rijk aan vitaminen

     be in it • erbij betrokken zijn, meedoen

     he is not in it • hij telt niet mee

     there's nothing in it • het heeft niets om het lijf

6   pay in cash • contant betalen

     painted in red • roodgeverfd

     in Russian • in het Russisch

7   in general • in/over het algemeen

     not in the least • niet in het minst

     in the main • in/over het algemeen

     sell in ones • per stuk verkopen

     one in twenty • één op twintig

8   in confidence • in vertrouwen

     you have a fine brother in Henry • je hebt aan Henry een fijne broer

     buy in instalments • op afbetaling kopen

     £100 in taxes • £100 aan belastingen

9   he resembles you in being short-tempered • hij lijkt op jou in zoverre dat hij opvliegend is

     difficult in that it demands concentration • moeilijk omdat het concentratie vergt

→ be in be in/

English-Dutch dictionary > in
10 crown

n. koninklijke kroon; decoratief hoofddeksel; hoofdkrans; bovenste gedeelte van hoofd; top, hoogtepunt; personificatie; gedeelte van de tand boven het tandvlees; kunstmatige kroon op tand of kies; vroeger Engels muntstuk
--------
v. kronen

crown¹

[ kraun] 〈 zelfstandig naamwoord〉

1 (blader/bloem)krans

2 〈 vaak Crown〉 (konings)kroon ⇒ 〈 figuurlijk, steeds met the〉 vorstelijke macht/heerschappij; regering; 〈Brits-Engels; juridisch〉 openbare aanklager

3 kroon ⇒ bekroning

4 〈 benaming voor〉hoogste punt/bovenste gedeelte ⇒ (hoofd)kruin; boomkroon/kruin; (heuvel)kam/kruin; corona, kroon 〈van tand/kies, ook als prothese〉, jacket(kroon); kroon 〈 van edelsteen〉

5 〈 sport〉 kampioen(schap)stitel

6 〈 geldwezen〉 kroon 〈 munt〉

♦voorbeelden:

2   minister of the Crown • zittend minister 〈 in Engeland〉

     succeed to the crown • op de troon komen

3   the crown of one's labours • de kroon op zijn werk

6   half a crown • halve kroon 〈 tot 1971〉

————————

crown²

〈 werkwoord〉

1 kronen

2 bekronen ⇒ belonen, eren

3 kronen ⇒ de top vormen/bedekken van, sieren

4 voltooien ⇒ (met succes) bekronen, de kroon op het werk vormen/zetten

5 〈 informeel〉 een draai om de oren geven

6 〈 tandheelkunde〉 voorzien van een kroon

7 〈 damspel〉 tot dam verheffen

♦voorbeelden:

1   crowned heads • gekroonde hoofden, regerende vorsten

3   a church crowned the hill • een kerk troonde op de heuvel(top)

4   crowning folly • toppunt van dwaasheid

     crowning touch • klap op de vuurpijl

     to crown (it) all • als klap op de vuurpijl; 〈 ironisch〉 tot overmaat van ramp

English-Dutch dictionary > crown
11 wild

adj. wild; woest; ongecontroleerd; kwaad; te keer gaan; stormachtig; niet natuurlijk
--------
adv. wild; ongecontroleerd; doelloos
--------
n. woestenij, wildernis; (vrije) natuur; (in het) wild

wild¹

[ wajld]

I 〈telbaar zelfstandig naamwoord; the; vaak meervoud〉

1 woestenij ⇒ wildernis

♦voorbeelden:

1   〈 informeel〉 (out) in the wilds • in de wildernis

II 〈 niet-telbaar zelfstandig naamwoord〉

1 (vrije) natuur ⇒ natuurlijke staat

♦voorbeelden:

1   in the wild • in het wild

————————

wild²

〈 wildness〉

I 〈 bijvoeglijk naamwoord〉

1 wild ⇒ ongetemd

2 barbaars ⇒ onbeschaafd

3 onbeheerst ⇒ onstuimig, grillig, losbandig

4 stormachtig ⇒ ruw, guur 〈 van weer, zee〉

5 woest ⇒ onherbergzaam 〈 van streek〉

6 dol ⇒ gek, waanzinnig

7 woest ⇒ woedend, razend

8 wanordelijk ⇒ slordig, verward 〈 van haar〉

9 fantastisch 〈 van idee〉 ⇒ buitensporig

10 roekeloos ⇒ gewaagd

11 〈 informeel〉 prachtig ⇒ geweldig (goed)

12 〈 spel〉 wild ⇒ met een waarde naar keuze 〈 van speelkaart〉

♦voorbeelden:

1   wild flower • wilde bloem

2   the Wild West • het wilde Westen

     run wild • verwilderen 〈 van tuin bijvoorbeeld〉

4   wild night • stormnacht

6   the wildest nonsense • je reinste onzin

     drive wild • gek maken

     go wild • gek worden

7   wild with anger • razend van woede

9   the wildest dreams • de stoutste dromen

     wild idea • fantastisch idee

12 play poker with deuces wild • pokeren met de tweeën als wilde kaart

¶ wild boar • wild zwijn

     a wild guess • een gok/gissing in het wilde weg, zomaar een gok

     wild horses wouldn't get/drag it from/out of me! • voor geen geld ter wereld vertel ik het

     he has sown his wild oats • hij is zijn wilde haren kwijt

     wild camping • vrij kamperen

II 〈 bijvoeglijk naamwoord, predicatief〉

1 woest ⇒ enthousiast, dol

♦voorbeelden:

1   she's wild about him • ze is weg van hem

————————

wild³

〈 bijwoord〉

1 wild ⇒ in het wilde weg

♦voorbeelden:

1   talk wild • er maar op los praten

English-Dutch dictionary > wild
12 leaf

n. blad, vlakke en ongewone structuur aan de stam of tak van een plant; kroonbloem; gebladerte; blad (papier); laag; dunne laag metaal (speciaal goud of zilver); vleugel; extra tafelblad om tafel te verlengen
--------
v. bladeren; ontdoen van bladeren

leaf¹

[ lie:f] 〈zelfstandig naamwoord; meervoud: leaves〉

1 blad 〈van boom/plant〉 ⇒ (bloem)blad

2 blad(zijde) 〈 van boek〉

3 〈 benaming voor〉uitklapbare/scharnierende klep ⇒ insteek/uitschuifblad 〈 van tafel〉

4 〈 voornamelijk als 2e lid van samenstellingen〉 folie ⇒ blad- 〈 van metaal〉

♦voorbeelden:

1   be in leaf • blad dragen/hebben

     come into leaf • blad krijgen

4   gold leaf • bladgoud

¶ take a leaf out of someone's book • iemand navolgen, in iemands voetspoor treden

→ new new/

————————

leaf²

, 〈in betekenis 1 ook〉 leave [ lie:v] 〈 werkwoord〉

1 〈+out〉 blad(eren) krijgen ⇒ in het blad komen

2 bladeren

♦voorbeelden:

2   leaf through • (snel) doorbladeren

English-Dutch dictionary > leaf
13 flowery

adj. met bloem; bloeiend, vol bloemen; iets op fleurige manier zeggen; van bloemen

flowery

[ flauərie]

1 vol met bloemen ⇒ rijk aan bloemen, bloemrijk

2 gebloemd ⇒ bloem(en)-

English-Dutch dictionary > flowery
14 part

adj. gedeelte; rol; stem; steek
--------
adv. gedeeltelijk
--------
n. gedeelte, deel; stuk; gedeelte v.e land, gebied; gedeelte bij een overeenkomst; taak
--------
v. delen; verdelen; scheiden; afscheid nemen

part¹

[ pa:t]

I 〈 telbaar zelfstandig naamwoord〉

1 (onder)deel ⇒ aflevering; 〈 wiskunde〉 deel, verzameling

2 〈 dramaturgie〉 rol

3 〈 Amerikaans-Engels〉 scheiding 〈 in het haar〉

♦voorbeelden:

1   two parts of flour • twee delen bloem

2   look the part • er naar uitzien

     〈 figuurlijk〉 play a part • een rol spelen, veinzen

     〈 figuurlijk〉 play a part in • een rol spelen bij/in

→ private private/

II 〈 telbaar en niet-telbaar zelfstandig naamwoord〉

1 〈 ook attributief〉 deel ⇒ gedeelte, stuk

2 aandeel ⇒ part, functie

3 houding ⇒ gedragslijn

♦voorbeelden:

1   it is part of the game • het hoort er bij

     the better/best/greater/most part • de meerderheid, het overgrote deel

     the dreadful part of it • het verschrikkelijke ervan

     part by part • stuk voor stuk

2   do one's part • zijn plicht vervullen

     have a part in • iets te maken hebben met

¶ part and parcel of • een essentieel onderdeel van

     take part in • deelnemen aan, betrokken zijn bij

     for my part • wat mij betreft

     in part(s) • gedeeltelijk, ten dele

     on the part of • van de kant van

     for the most part • meestal, in de meeste gevallen; vooral

III 〈 niet-telbaar zelfstandig naamwoord〉

1 zijde ⇒ kant

♦voorbeelden:

1   take the part of, take part with • de zijde kiezen van

IV 〈 meervoud〉

1 streek ⇒ gebied, gewest

2 bekwaamheid ⇒ talent(en)

♦voorbeelden:

2   a man of good/many parts • een erg bekwaam/begaafd man

————————

part²

I 〈 onovergankelijk werkwoord〉

1 van/uit elkaar gaan ⇒ scheiden

2 〈 eufemistisch〉 heengaan ⇒ sterven

♦voorbeelden:

1   the clouds part • de wolken breken open

     part (as) friends • als vrienden uit elkaar gaan

→ part from part from/, part with part with/

II 〈 overgankelijk werkwoord〉

1 scheiden ⇒ (ver)delen, breken

2 scheiden ⇒ afzonderen

3 een scheiding kammen/leggen in 〈 haar〉

♦voorbeelden:

2   till death do us part • tot de dood ons scheidt

     he wouldn't be parted from his money • hij wilde niet betalen

————————

part³

〈 bijwoord〉

1 deels ⇒ gedeeltelijk, voor een deel

English-Dutch dictionary > part
15 pound

n. pond, gewicht van 454 gram (gewichtseenheid; munteenheid); eenheid van apothekersgewicht gelijk aan 12 (Engelse/Amerikaanse) ons; meeteenheid; munteenheid bij een telefoon; depot (v. dieren); grote slag
--------
v. hard slaan, stampen

pound¹

[ paund] 〈zelfstandig naamwoord; meervoud: in betekenis 0.1 en 0.2 ook pound〉

1 pond 〈 gewichtseenheid〉

2 pond 〈 munteenheid〉

3 depot 〈 voor dieren, in beslag genomen goederen, weggesleepte auto's〉 ⇒ asiel, omheinde ruimte

♦voorbeelden:

1 flour is sold by the pound • bloem wordt per pond verkocht

¶ have one's pound of flesh • het volle pond krijgen

————————

pound²

I 〈 onovergankelijk werkwoord〉

1 hard (toe)slaan ⇒ fe klappen uitdelen

2 stampen ⇒ stampend (weg)lopen

3 (herhaaldelijk) zwaar bombarderen ⇒ een spervuur aanleggen

4 bonzen 〈 van hart〉

♦voorbeelden:

2 the herd pounded down the hill • de kudde stormde de heuvel af

II 〈 overgankelijk werkwoord〉

1 (fijn)stampen ⇒ verpulveren, fijnmaken

2 beuken op ⇒ bonzen op, stompen op; 〈 figuurlijk〉 inhameren

→ pound away pound away/

English-Dutch dictionary > pound
16 scut

n. kort staartje (van konijn)

scut

[ skut]

1 〈 voornamelijk jacht〉 rechtopstaand staartje ⇒ pluim 〈van haas/konijn〉; bloem 〈 van hert〉

English-Dutch dictionary > scut
17 bed

n. bed; bodem; bloembed
--------
v. in de tuin planten; grondslag

bed¹

[ bed] 〈 zelfstandig naamwoord〉

1 bed ⇒ slaapplaats; huwelijk; leger 〈 van dier〉; bloem/tuinbed

2 (laatste) rustplaats

3 (rivier)bedding

4 bed(ding) ⇒ grondslag, onderlaag; (bodem)laag

5 seks

♦voorbeelden:

1   bed and board • kost en inwoning

     separation from bed and board • scheiding van tafel en bed

     〈 Brits-Engels〉 bed and breakfast • logies met ontbijt

     it is time for bed • het is bedtijd

     double/single bed • tweepersoons/eenpersoonsbed

     spare bed • logeerbed

     go to bed • naar bed gaan; 〈 drukwezen〉 ter perse gaan

     keep (to) one's bed • het bed houden

     put to bed • naar bed brengen; 〈 drukwezen〉 ter perse leggen

     take to one's bed • het bed moeten houden

     wet one's bed • bedwateren

4   bed of coal • (steen)kolenbedding

¶ a bed of roses • een heerlijk bestaan

     〈 informeel〉 be on a bed of roses • op rozen zitten

     no bed of roses • geen pretje

→ wrong wrong/

————————

bed²

〈werkwoord; bedded〉

1 〈 informeel〉 naar bed gaan met

2 planten

♦voorbeelden:

2   bed out • uitplanten

→ bed down bed down/

English-Dutch dictionary > bed
18 bind

v. binden; verplichten; zich houden aan

bind¹

[ bajnd] 〈 zelfstandig naamwoord〉

1 band ⇒ bindsel

2 binding ⇒ band, gebondenheid

3 〈 informeel〉 moeilijkheid ⇒ dilemma

♦voorbeelden:

3   be in a bind • in de knoei zitten

————————

bind²

〈 bound, bound [ baund]〉

I 〈 onovergankelijk werkwoord〉

1 (aaneen)plakken ⇒ zich (ver)binden, vast/hard/dik worden

♦voorbeelden:

1   butter binds with egg and flour • boter bindt met ei en bloem

     heat causes clay to bind • door de hitte wordt klei hard

II 〈 overgankelijk werkwoord〉

1 (vast)binden ⇒ bijeenbinden, boeien

2 bedwingen ⇒ aan banden leggen, hinderen

3 verplichten ⇒ verbinden, dwingen

4 verbinden ⇒ omwinden, omwikkelen

5 (in)binden 〈 boek〉 ⇒ van een band voorzien; (om)boorden 〈tapijt e.d.〉

6 binden ⇒ dik/hard/vast(er) maken

7 verstoppen

8 (contractueel) verbinden ⇒ in dienst nemen

♦voorbeelden:

1   bind (up) one's hair • zijn haar bijeenbinden

     〈 figuurlijk〉 she was bound by the magic of his voice • ze werd geboeid door zijn betoverende stem

2   be snow-bound • vastzitten in/door de sneeuw

     she felt bound down by the regulations • ze voelde zich aan banden gelegd door de bepalingen

3   she's bound to come • ze moet (wel)/is verplicht te komen, ze zal zeker komen

     bind someone to secrecy • iemand tot geheimhouding verplichten

4   bind (up) a wound • een wond verbinden

6   bind a sauce with corn flour • een saus binden met maïzena

7   eggs may bind the bowels • eieren kunnen verstopping veroorzaken

8   he's bound (by contract) • hij is (contractueel) gebonden

¶ I'll be bound • ik ben er absoluut zeker van

     he's bound up in his job • hij gaat helemaal op in zijn werk

→ bind over bind over/

English-Dutch dictionary > bind
19 lily of the valley

lelietje van dalen (bloem)

lily of the valley

lelietje-van-dalen

English-Dutch dictionary > lily of the valley
20 single

adj. enkel; eenpersoons-; alleenstaand; vrijgezel; ongetrouwd; voor één persoon (kamer, etc.); van vrijgezellen; gescheiden
--------
n. vrijgezel, ongehuwd; enkele reisje-kaartje; eenpersoons (kamer); "single" (kleine grammofoonplaat of disk); eenzaam, alleen
--------
v. uitkiezen, uitpikken

single¹

[ singgl]

I 〈 telbaar zelfstandig naamwoord〉

1 〈 Brits-Engels〉 enkeltje ⇒ enkele reis

2 〈 cricket〉 één run

3 〈 vaak meervoud〉 vrijgezel

4 single ⇒ 45-toeren plaatje

5 〈 informeel〉bankbiljet van één dollar/pond

6 〈 honkbal〉 honkslag

II 〈 meervoud〉

1 enkel(spel) 〈 in het bijzonder bij tennis〉

————————

single²

I 〈 bijvoeglijk naamwoord〉

1 enkel(voudig)

2 ongetrouwd ⇒ alleenstaand

♦voorbeelden:

1   single entry • enkelvoudig boekhouden

     single flower • enkelvoudige bloem

     〈 economie〉 single tax • enkelvoudige belastingheffing

II 〈 bijvoeglijk naamwoord, attributief〉

1 enig

2 afzonderlijk ⇒ individueel

3 eenpersoons-

4 〈 Brits-Engels〉 enkele reis

♦voorbeelden:

2   in single file • in/op één rij, allemaal achter elkaar

     not a single man helped • niet één man hielp

3   single bed • eenpersoonsbed

4   a single ticket • een (kaartje) enkele reis

¶ in single file • achter elkaar (in de rij), in ganzenmars

     〈Amerikaans-Engels; economie〉 single liability • beperkte aansprakelijkheid

     〈 economie〉 single market • binnenmarkt

English-Dutch dictionary > single

Страницы

См. также в других словарях:

Bloem de Ligny — (born 7 July 1978, Apeldoorn) is a Dutch musician and artist, who has released music under her own name, and as a member of the bands Fono Serafina, Polichinelle,[1] and 4Fists. Her image and vocal style have often been compared to Björk. She is… … Wikipedia
Marion Bloem — Marion Bloem, Indo author, 2007. Born August 24, 1952(1952 08 24) Arnhem, Netherlands Occupation Author … Wikipedia
J.C. Bloem — Jacques Bloem Jakobus Cornelis (Jacques) Bloem (Oudshoorn, 10 mai 1887 Kalenberg, 10 août 1966) était un poète néerlandais. Jacques Bloem est le fils d un maire. Il débutait en 1921 avec le recueil Het verlangen (Le désir). Il était marié de 1926 … Wikipédia en Français
Jacques Bloem — Jakobus Cornelis (Jacques) Bloem (Oudtshoorn, 10 mai 1887 Kalenberg, 10 août 1966) était un poète néerlandais. Jacques Bloem est le fils d un maire. Il débutait en 1921 avec le recueil Het verlangen (Le désir). Il était marié… … Wikipédia en Français
Anthony Van Egmond — Anthony Van Egmond, born Antonij Jacobi Willem Gijben (10 March 1778 – 5 January 1838) before coming to North America, was purportedly a Dutch Napoleonic War veteran. He became one of the first settlers and business people in the Huron Tract,… … Wikipedia
Manie van Dyk — MP Shadow Minister of Public Enterprises Incumbent Assumed office … Wikipedia
Niekie van den Berg — MP Shadow Minister of Communications Incumbent Assumed office 2009 Leader Helen Zille Member of Parli … Wikipedia
Molen van Schoonoord — Origin Mill name Molen van Schoonoord Mill location Tr … Wikipedia
Molen van Makkum — Molen van Makkum, April 2008 Origin Mill location Makkum 40, 9411 TK, Makkum Beilen … Wikipedia
Molen van Rolde — Rolde Molen, Rolde Woldzigt, August 2008 Origin Mill name Rolde Molen Mill location … Wikipedia
Molen van Vledder — Molen van Vledder, January 2009 Origin Mill name Nooitgedacht Mill location … Wikipedia

Словари и энциклопедии на Академике

Перевод: с английского на все языки

van bloem

См. также в других словарях:

Поделиться ссылкой на выделенное

Словари и энциклопедии на Академике

Перевод: с английского на все языки

van bloem

См. также в других словарях:

Поделиться ссылкой на выделенное

Прямая ссылка: